Cijfers | |
---|---|
Incidentie | 14.000 p/j |
Prevalentie (lifetime) | 12-13% |
Man:Vrouw | 1:140 |
Prevalentie |
<40 jaar: 1% <55 jaar: 9% >55 jaar: 37% |
Differentiaal diagnose | |
---|---|
Atheroomcyste | Benigne zwelling in de huid, uitgaande van de haarfollikel |
Lipoom | Benigne subcutane zwelling bestaande uit vetweefsel. |
Mastopathie | Verzamelnaam voor benigne cyclusgebonden borstklachten |
Cysten | Benigne gladde zwelling met epitheelwand gevuld met vocht, zelden na menopauze. |
Fibroadenoom | Benigne, mobiele, scherpafgrensbare tumor, zelden na menopauze. |
Mastitis | Benigne ontsteking van de borst, bij uitblijven van vlotte genezing is aanvullende diagnostiek aangewezen. |
Intraductaal papilloom | Benigne zwelling van de melkgang, kan leiden tot verstopping van de melkgang en zwelling. |
Phyllodes tumor | Zeldzame tumor, uitgaande van het periductale bindweefsel. Ongeveer een derde is maligne. |
|
|
|
|
BI-RADS | Beschrijving | Advies | Kans op maligniteit |
---|---|---|---|
0 | Onvolledig onderzoek | Nieuwe beeldvorming of vergelijking met voorgaand onderzoek noodzakelijk. | |
1 | Normaal | Geen afwijkingen aantoonbaar | |
2 | Benigne | Er wordt een benigne afwijking gezien, bijvoorbeeld een cyste of lipoom | |
3 | Waarschijnlijk benigne | Waarschijnlijk benigne laesie. Aanvullende punctie of een controle na 6 maanden. | <2% |
4A | Mild verdacht | Waarschijnlijk maligne laesie. Aanvullende punctie moet verricht worden. | >2% - <10% |
4B | Matig verdacht | Waarschijnlijk maligne laesie. Aanvullende punctie moet verricht worden. | >10% - <50% |
4C | Ernstig verdacht | Waarschijnlijk maligne laesie. Aanvullende punctie moet verricht worden. | 50% - <95% |
5 | Maligne | Zeer verdacht voor maligniteit. Aanvullende punctie moet verricht worden. | >95% |
6 | PA-bewezen maligne | Bijv. bij beeldvorming ter beoordeling effect neoadjuvante therapie. | 100% |
T - Primaire tumor | |
---|---|
Tx | Primaire tumor kan niet beoordeeld worden |
T0 | Geen bewijs voor een primaire tumor |
Tis | Carcinoma in situ |
T1 | Tumor kleiner dan 2cm |
T2 | Tumor groter dan 2cm maar kleiner dan 5 cm |
T3 | Tumor groter dan 5cm |
T4 | Tumor met invasie van borstwand of huid |
N – Regionale lymfeklieren | |
Nx | Regionale lymfeklieren kunnen niet worden beoordeeld |
N0 | Geen regionale lymfeklier metastasen |
N1 | Mobiele ipsilaterale axillaire lymfekliermetastase |
N1mi | Micrometastase (>0,2 mm of >200 cellen, maar <2,0 mm) in ipsilaterale axillaire lymfeklier |
N2 | Niet-mobiele ipsilaterale axillaire lymfekliermetastase of retrosternale lymfekliermetastase zonder axillaire metastasen |
N3 | Ipsilaterale infra- of supraclaviculaire lymfekliermetastase of een retrosternale lymfekliermetastase met een axillaire metastase |
M – Metastasen | |
Mx | Metastasen kunnen niet worden beoordeeld |
M0 | Geen afstandsmetastasen |
M1 | Afstandsmetastasen |
Stadium | T | N | M |
---|---|---|---|
I | T1 | N0 | M0 |
II | T2 | N0 | M0 |
IIIA | T3a | N0 | M0 |
IIIB | T3b | N0 | M0 |
IIIC | T4 | N0 | M0 |
IVA | Elke T | N1 | M0 |
IVB | Elke T | Elke N | M1 |
Glandulaire (Acinaire) / Tubulaire Differentiatie | Nucleaire Pleomorfisme | Mitotische telling | |
---|---|---|---|
Score 1 | >75% van tumorgebied gevormd door glandulaire/tubulaire structuren | Kleine kern met kleine vergroting in grootte vergeleken met normaal borstepitheelcellen, regular outlines, regelmatige uiteinden, uniforme nucleaire chromatine, kleine variatie in grootte | Minder dan of gelijk aan 7 mitosen per 10 high power velden |
Score 2 | 10% tot 75% van tumorgebied gevormd door glandulaire/tubulaire structuren | Cellen groter dan normaal met open vesiculaire kernen, zichtbare nucleoli en gematigde variabiliteit in zowel grootte als vorm | 8-14 mitosen per 10 high power velden |
Score 3 | <10% van tumorgebied gevormd door glandulaire/tubulaire structuren | Vesiculaire kernen, vaak met prominente nucleolen, die een uitgesproken variatie in grootte en vorm hebben, af en toe met zeer grote en bizarre vormen | Gelijk aan of meer dan 15 mitosen per 10 high power velden |